Het tellen is de basis voor het verdere rekenen. Vooruit tellen en terugtellen zijn hierbij belangrijke onderdelen. Als kinderen vooruit kunnen tellen met sprongen van 1, kunnen ze een volgende stap maken naar het vooruit tellen met sprongen van 2.
Tel vooruit met sprongen van 2.
... - 58 - ...
Welke getallen moeten er staan?
Als je erachter wilt komen wat er op de lege plekken moet komen te staan, moet je sprongen van 2 maken. Je zet dan een sprong van twee vooruit op de getallenrij.
Je ziet dat je bij een sprong van 2 een getal overslaat. Als je terug telt vanaf 58, dan sla je het getal 57 over. Dan komt het getal 56. Als je vanaf het getal 58 verder telt, dan sla je het getal 59 over en dan kom je uit bij het getal 60. Op de lege plekken komen dus de getallen 56 en 60 te staan.