Een jaar bestaat uit 12 maanden. In de afbeelding hieronder zie je deze 12 maanden.
Het is belangrijk dat je weet welk cijfer bij welke maand hoort. Dit zorgt voor een goed tijdsbegrip en maakt het rekenen met de kalender gemakkelijker.
Oktober is de ..?.. maand van het jaar.
Antwoord: Oktober is de tiende maand van het jaar.
Hieronder volgt nog een voorbeeld.
In de tweede maand van het jaar gaan we op wintersport.
Wat is de tweede maand van het jaar?
Antwoord: Februari is de tweede maand van het jaar.
Elke maand bestaat uit een bepaald aantal dagen.
Dit aantal dagen is altijd hetzelfde, behalve bij de maand februari. Deze maand bestaat normaal gesproken uit 28 dagen. Tijdens een schrikkeljaar bestaat deze maand uit 29 dagen.
Een schrikkeljaar komt eens in de 4 jaar voor. Dan heeft het jaar geen 365 dagen, maar 366 dagen.
Het kan lastig zijn om te onthouden hoeveel dagen er in een bepaalde maand zitten.
Een veelgebruikt "ezelsbruggetje" om dit te onthouden zijn de knokkels van je handen.
In de afbeelding hieronder kun je dit zien.
* De maanden zijn weergegeven met de beginletter.
Je begint bij de knokkel van je linkerpink. De knokkels van je vingers zijn hoger. Bij alle knokkels horen 31 dagen. Tussen de knokkels van je vingers zit een soort kuil. De maanden die hier bij horen hebben 30 dagen. Behalve februari; deze telt 28 dagen en in een schrikkeljaar 29 dagen.
Een maand bestaat gemiddeld uit 4 weken.