Je kunt niet altijd alles eerlijk verdelen. Soms blijft er iets over. Dit is ook zo bij deelsommen. Je deelt dan met rest.
Mark krijgt van zijn oma 10 peren. Deze moet hij eerlijk verdelen over zijn broer, zijn zusje, zijn moeder en hemzelf. Hij moet de aardbeien dus delen door 4. De som wordt dan: 10 : 4 =
De peren worden gedeeld door 4. Om te bepalen hoeveel ieder in elk geval krijgt, moet je naar de tafel van 4 kijken. Delen is het omgekeerde van vermenigvuldigen. Hoevaak past 4 in 10? Hiervoor kun je denken aan de uitkomsten van de keersommen van de tafel van 4. Welke uitkomst ligt dicht bij 10?
10 kan niet direct door 4 worden gedeeld, maar 8 wel. 8 : 4 = 2, want 2 x 4 = 8. Ieder krijgt dus in elk geval 2 peren.
Ieder krijgt in elk geval 2 peren. Dat betekent dat 8 peren al gedeeld zijn door 4 (zie stap 1). Er zijn in totaal 10 peren, dus blijven er nog 2 peren over. Deze twee peren kunnen niet door 4 worden gedeeld, dus blijven ze over als rest.
10 peren : 4 personen, 10 : 4 = 2 rest 2.