Home
Particulieren
Online oefenen
Prijzen en bestellen
Reviews
Leer- en oefenboeken
Scholen
Online leer- en oefenplatform
Premium werkbladencollectie
Educatieve boeken
Veelgestelde vragen
Over Junior Einstein
Vacatures
Contact
Team
Inloggen
Inloggen
Artikelen
Online oefenen
Materialen
Video's
Werkbladen
Doelen
Rekenen
Rekenen
Taal
Begrijpend lezen
IEP Toets
Verkeer
Natuur & techniek
Geschiedenis
Aardrijkskunde
De tafels
Levensbeschouwing
Topo
Kleuters
JE Leerdoelen
Engels
Spelling
Automatiseren
Doorstroomtoets
Toetsen
Je hebt javascript niet geactiveerd. Je kunt zonder javascript deze site niet gebruiken.
Meten: tijd
Doelen
›
SLO-doelen
›
Meten en meetkunde
›
Meten
›
Meten: tijd
Meten: tijd
Geschikt voor groep:
1
2
3
4
5
6
7
8
Meten
Meten: lengte en omtrek
(40)
Meten: oppervlakte
(31)
Meten: inhoud
(32)
Meten: gewicht
(31)
Meten: temperatuur
(3)
Meten: tijd
(38)
Meten: geld
(20)
Meten: combinaties van grootheden
(7)
Het kind begrijpt tijdsbegrippen in dagelijkse situaties.
Het kind kan gebeurtenissen in de goede volgorde beschrijven en ordenen (met foto’s, met woorden) en uitleggen.
Het kind kan van activiteiten die veel qua tijdsduur van elkaar verschillen aangeven welke langer of korter duurt.
Het kind kan kritisch denken en redeneren over tijd in eenvoudige probleemsituaties.
Het kind kent tijdsbegrippen in dagelijkse situaties en kan tijdsbegrippen gebruiken.
Het kind kent de dagen van de week in de goede volgorde.
Het kind weet hoe je aan voorwerpen en instrumenten in de omgeving kunt zien dat er tijd verstrijkt en kan dit uitleggen.
Het kind kan gebeurtenissen naar tijdsduur ordenen.
Het kind kan op een analoge en digitale klok de hele uren aflezen.
Het kind kan uren op een analoge klok verbinden aan momenten op de dag.
Het kind kan kritisch denken en redeneren tijd in eenvoudige probleemsituaties. [1]
Het kind kent en gebruikt de begrippen uur, kwartier, half uur, maand, week, dag, seizoen.
Het kind kan op een analoge en digitale klok de hele uren, halve uren en kwartieren aflezen, noteren en in elkaar omzetten.
Het kind kan rekenen met hele en halve uren.
Het kind weet dat er 12 maanden en 4 seizoenen in een jaar zitten en kent de namen en de volgorde van de maanden en seizoenen.
Het kind kan op een maand- en jaarkalender informatie over dagen, weken, maanden aflezen.
Het kind weet dat tijd zowel een lineair karakter als een cyclisch karakter heeft.
Het kind kan kritisch denken en redeneren over tijd in eenvoudige probleemsituaties. [2]
Het kind kan alle tijden tot op de minuut nauwkeurig aflezen op een analoge en digitale klok.
Het kind kan alle digitale en analoge tijden in elkaar omzetten.
Het kind kent het begrip etmaal en weet dat er 24 uur in een etmaal zitten, dat er 60 minuten in een uur zitten, dat er 15 minuten in een kwartier zitten, dat er 30 minuten in een half uur zitten en dat er 60 seconden in een minuut zitten.
Het kind kan (binnen een etmaal) de tijdsduur berekenen tussen twee tijdstippen in uren en minuten en kan uitrekenen hoe laat een gebeurtenis met een bepaalde tijdsduur eindigt als die op een gegeven tijdstip is begonnen.
Het kind kan op een maand- en jaarkalender data en dagen aflezen en hierbij vragen over tijdsperiodes tussen data beantwoorden.
Het kind kan kritisch denken en redeneren over tijd in probleemsituaties. [1]
Het kind kan uren omzetten in minuten en minuten in secondes en omgekeerd.