Home
Particulieren
Online oefenen
Prijzen en bestellen
Reviews
Leer- en oefenboeken
Scholen
Online leer- en oefenplatform
Premium werkbladencollectie
Educatieve boeken
Veelgestelde vragen
Over Junior Einstein
Vacatures
Contact
Team
Inloggen
Inloggen
Artikelen
Online oefenen
Materialen
Video's
Werkbladen
Doelen
Rekenen
Rekenen
Taal
Begrijpend lezen
IEP Toets
Verkeer
Natuur & techniek
Geschiedenis
Aardrijkskunde
De tafels
Levensbeschouwing
Topo
Kleuters
JE Leerdoelen
Engels
Spelling
Automatiseren
Doorstroomtoets
Toetsen
Je hebt javascript niet geactiveerd. Je kunt zonder javascript deze site niet gebruiken.
Meetkunde: opereren met vormen en figuren
Doelen
›
SLO-doelen
›
Meten en meetkunde
›
Meetkunde
›
Meetkunde: opereren met vormen en figuren
Meetkunde: opereren met vormen en figuren
Geschikt voor groep:
1
2
3
4
5
6
7
8
Meetkunde
Meetkunde: oriëntatie in de ruimte
(20)
Meetkunde: construeren
(18)
Meetkunde: opereren met vormen en figuren
(18)
Het kind kan de meetkundige figuren cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek benoemen.
Het kind herkent vierkanten, rechthoeken, cirkels en driehoeken in voorwerpen uit de omgeving.
Het kind kan voorwerpen sorteren op minimaal twee kenmerken.
Het kind kan verschillen vertellen tussen de meetkundige figuren: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek.
Het kind kan bij afbeeldingen van eenvoudige ruimtelijke figuren de bijpassende uitslagen zoeken.
Het kind kan de meetkundige begrippen recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, midden, punt gebruiken.
Het kind kan de meetkundige figuren kubus, balk, bol en cilinder benoemen en herkent deze figuren in voorwerpen uit de omgeving.
Het kind kan van een eenvoudig patroon (zoals een mozaïekpatroon) of figuur het spiegelbeeld tekenen.
Het kind kan schaduwen van objecten herkennen.
Het kind kent de begrippen symmetrisch en spiegelas en kan deze gebruiken.
Het kind herkent lijnsymmetrie en kan de symmetrieas aanwijzen.
Het kind kan opereren met meetkundige vormen en figuren.
Het kind kan vlakke figuren omstructureren.
Het kind kent de namen van regelmatige vormen en figuren.
Het kind kan een tekening in perspectief juist interpreteren.
Het kind kent het begrip puntsymmetrie en kan aangeven of een figuur puntsymmetrisch is.
Het kind kan redeneren over de stand van de zon en het effect daarvan voor de schaduw, onder meer door gebruik van kijklijnen.
Het kind kan uitleggen waarom figuren wel of niet lijnsymmetrisch of puntsymmetrisch zijn.