Als het een kwartier vroeger is, dan draait de grote wijzer van de klok een kwart terug. De kleine wijzer verplaatst mee. In het voorbeeld hieronder kun je dit zien.
Een kwartier vroeger
- Op deze klok is het 10 voor half 7.
- De grote wijzer gaat een kwart terug.
- De blauwe cirkel om de klok laat dit zien.
- Waar deze cirkel eindigt, daar eindigt ook de grote wijzer. Deze wijst dan het cijfer 1 aan; gelijk aan 5 minuten.
- De kleine wijzer verplaatst een klein stukje mee.
- Het is een kwartier vroeger.
- Het is 5 over 6.
Hieronder worden nog twee manieren besproken om erachter te komen hoe laat het een kwartier vroeger was.
- 15 minuten
- Een kwartier bestaat uit 15 minuten.
- Op de klok is het 10 voor half 7, wat gelijk is aan 20 minuten over 6. Je ziet dit ook aan de grote wijzer, die de 20 minuten aanwijst.
- Trek je van deze 20 minuten 15 minuten af, dan is het 5 minuten over het hele uur.
- De grote wijzer wijst dan het cijfer 1 aan.
- Het is dan 5 over 6.
Je kunt het kwartier ook terug tellen door sprongen terug te maken van 5 minuten.
Sprongen van 5 minuten
- Op deze klok is het 10 voor half 7.
- Een kwartier bestaat uit 15 minuten. Je moet dus 3 sprongen terug maken van 5 minuten.
- Als je vanaf de plaats van de grote wijzer 3 sprongen terug maakt van 5 minuten, dan wijst de grote wijzer het cijfer 1 aan.
- Het is dan 5 over 6.
Een kwartier vroeger
- De grote wijzer gaat een kwart (kwartier) terug.
- De kleine wijzer verplaatst ook een klein stukje terug.
- Je kunt 15 minuten terug tellen.
- Je kunt sprongen maken van 5 minuten, tot je bij 15 bent. Welk cijfer wijst de grote wijzer dan aan? Hoe laat is het dan?