Hoog is iets dat ver naar boven uitstrekt en ver boven de grond is. Bijvoorbeeld een hoog flatgebouw of een vliegtuig dat hoog vliegt. Laag is iets dat dicht bij de grond staat en niet hoog is. Bijvoorbeeld een lage tafel of een lage drempel.
De volgende flatgebouwen staan door elkaar.
Zet ze in de goede volgorde van hoog naar laag.
Om de flatgebouwen in de goede volgorde van hoog naar laag te zetten, moet je beginnen bij het hoogste gebouw. Dat is in dit geval het middelste gebouw. Deze komt vooraan. Daarna kijk je welk gebouw dan het hoogst is enz. Tot je het laagste gebouw aan het eind hebt staan. Dan is de volgorde goed.
De flatgebouwen staan nu van hoog naar laag. Je zou de gebouwen ook kunnen ordenen van laag naar hoog. Dan staan ze precies andersom!