Rekenen

Erbijsommen tot en met 50 - Kolomsgewijs

In dit artikel wordt een erbijsom tot en met 50 kolomsgewijs opgelost.
 

Voorbeeld

kolomsgewijs, rekenen, onder elkaar, optellen, erbijsommen, erbijsom
Sebas heeft 27 kersen gekocht. Hij had er nog 18 thuis. 

Hoeveel kersen heeft Sebas in totaal?


De som die bij dit voorbeeld hoort is: 27 + 18 = ?
In het stappenplan hieronder lees je hoe je deze som kolomsgewijs kunt oplossen.
 

 
Stappenplan
1
Noteer de som kolomsgewijs
 

Noteer de getallen onder elkaar. De tientallen onder de tientallen en de eenheden onder de eenheden. Het is handig om de letters erbij te zetten: H = honderdtallen, T = tientallen, E = eenheden. 

Kolomsgewijs rekenen

2
Tel de tientallen bij elkaar op
 

Tel eerst de tientallen bij elkaar op.

Kolomsgewijs optellen tm 50

De 2 en 1 staan onder de T van tientallen. Ze betekenen dus geen 2 en 1, maar 20 en 10. Je maakt dus de som: 20 + 10 = 30. Dit noteer je als eerste.

3
Tel de eenheden bij elkaar op
 

Tel daarna de eenheden bij elkaar op.

optellen, kolomsgewijs
De 7 en de 8 staan onder de E van eenheden. Je maakt nu de som: 7 + 8 = 15. Dit noteer je onder de uitkomst van stap 2.

4
Uitkomst
 

Tel daarna de uitkomst van de tientallen en de eenheden bij elkaar op. Hieronder zie je hoe je dit noteert en wat de uitkomst van de som is. 

rekenen met kolommen, optellen tot en met 50
Sebas heeft dus in totaal 45 kersen in totaal. 


 

Kolomsgewijs optellen
  • De naam kolomsgewijs kun je herkennen aan de kolommen die je maakt.
  • Honderdtallen, tientallen en eenheden noteer je boven de getallen.
  • Begin met de hoogste getallen; in dit geval de tientallen. Daarna volgen de eenheden. Noteer de uitkomsten van deze sommen onder elkaar. 
  • Tel uiteindelijk alle uitkomsten bij elkaar op. Dan heb je de uitkomst van de som berekend.
  • Kolomsgewijs rekenen lijkt op cijferend rekenen. In beide gevallen schrijf je de getallen onder elkaar. Het verschil is dat je bij kolomsgewijs aan de linker kant begint met rekenen en bij cijferend rekenen begin je aan de rechter kant, bij de eenheden. 

 


Online oefenen met dit onderwerp