Door middel van bussommen kunnen jonge kinderen op een betekenisvolle manier oefenen met het optellen en aftrekken. In dit artikel staan eraf sommen tot en met 10 centraal.
Er stappen kinderen uit de bus.
|
|
Hoeveel kinderen zitten er nu nog in de bus?
Tel eerst hoeveel kinderen er in de bus zitten:
Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht.'
Je kunt ook gebruik maken van de vijfstructuur. Vijf blauwe poppetjes. Tel er nog drie bij. 'Vijf...zes, zeven, acht.' Er zitten in totaal 8 mensen in de bus.
Je ziet dat er 3 kinderen uit de bus stappen. Je kunt de poppetjes ook tellen:
'Eén, twee, drie.'
Er zitten eerst 8 kinderen in de bus. Er stappen 3 kinderen uit. De som die hier bij hoort is:
8 - 3 = 5. Er zitten in totaal nog 5 kinderen in de bus. Je kunt vanaf het getal 8 ook 3 stapjes terugtellen: 'Acht... zeven, zes, vijf.' Je kunt in de bus ook de drie rode poppetjes weghalen. Er blijven dan nog vijf blauwe poppetjes over.