Het kind kan in betekenisvolle verhoudingssituaties zowel één object als een hoeveelheid in gelijke delen verdelen en het resultaat van de verdeling benoemen en weergeven met een breuk.
Bijvoorbeeld: 200 van de 300 kinderen is 2/3 deel van 300 kinderen; Als je 2 pizza's verdeelt met z'n vijven, krijgt ieder 2/5 pizza.