Home
Particulieren
Online oefenen
Prijzen en bestellen
Reviews
Leer- en oefenboeken
Scholen
Online leer- en oefenplatform
Premium werkbladencollectie
Educatieve boeken
Veelgestelde vragen
Over Junior Einstein
Vacatures
Contact
Team
Inloggen
Inloggen
Artikelen
Online oefenen
Materialen
Video's
Werkbladen
Doelen
Rekenen
Rekenen
Taal
Begrijpend lezen
IEP Toets
Verkeer
Natuur & techniek
Geschiedenis
Aardrijkskunde
De tafels
Levensbeschouwing
Topo
Kleuters
JE Leerdoelen
Engels
Spelling
Automatiseren
Doorstroomtoets
Toetsen
Je hebt javascript niet geactiveerd. Je kunt zonder javascript deze site niet gebruiken.
Breuken
Doelen
›
SLO-doelen
›
Getallen
›
Getalbegrip
›
Breuken
Breuken
Geschikt voor groep:
1
2
3
4
5
6
7
8
Getalbegrip
Hele getallen
(70)
Decimale getallen
(24)
Breuken
(14)
Het kind kent de betekenis van de begrippen: heel, half, kwart, de helft, halveren, verdubbelen, deel en geheel.
Het kind kan breuken lezen, uitspreken en noteren met een horizontale streep en met een schuine streep.
Het kind kan verwoorden wat de teller en de noemer weergeven in contexten met breuken.
Het kind weet wat stambreuken, niet stambreuken, hele breuken en samengestelde breuken zijn.
Het kind begrijpt hoe breuken gebruikt kunnen worden als maatverfijning in meetsituaties en kan het resultaat uitdrukken in een samengestelde breuk.
Het kind begrijpt de relatie tussen stambreuken, niet-stambreuken en samengestelde breuken met dezelfde noemer.
Het kind kan veel voorkomende benoemde breuken vergelijken en ordenen en kan hierover redeneren.
Het kind kan benoemde breuken plaatsen op een getallenlijn tussen hele getallen.
Het kind kan kritisch denken en redeneren over breuken als getallen in probleemsituaties.
Het kind weet dat een breuk verschillende verschijningsvormen heeft: als deel van een geheel, als resultaat van een meting, als resultaat van een (ver)deling, als rekengetal en als verhouding en kan hierbij voorbeelden noemen.
Het kind begrijpt de relatie tussen breuken en decimale getallen en kan veel voorkomende breuken en decimale getallen in elkaar omzetten.
Het kind kan (samengestelde) breuken vergelijken en ordenen en kan uitleggen waarom die bepaalde volgorde klopt.
Het kind kan breuken vereenvoudigen (waaronder ook 'helen eruit halen') en kan aangeven of een breuk de meest vereenvoudigde breuk is.
Het kind kan gelijkwaardige breuken bedenken (compliceren).