Rekenen

Het kind kan optellen en aftrekken tot ten minste 20 in contextsituaties en formele sommentaal door met inzicht gebruik te maken van strategieën.

Je kunt gebruikmaken van strategieën zoals: - verwisselen bij optellen (bv.: 3 + 6 = 6 + 3); - bijna dubbel (bv.: 7 + 8 = 7 + 7 + 1); - rekenen via de 5 (bv.: 7 + 6 = (5 + 2) + (5 + 1) = 10 + 3); - omvormen (bv.: 4 + 6 = 5 + 5, 11 - 3 = 10 - 2); - rekenen via de 10 (bv.: 6 + 8 = 6 + 4 + 4, 12 - 5 = 12 - 2 - 3); - rekenen naar analogie (bv.: 7 - 5 = 2, dus is 17 - 5 = 12); - gebruik maken van de inverse relatie (bv.: 12 - 6 = 6 want 6 + 6 = 12). Het kind kan uitleggen hoe hij tot een oplossing komt.