Het kind kan optellen en aftrekken tot ten minste 1000 in contextsituaties en in formele sommentaal door met inzicht gebruik te maken van eigenschappen van bewerkingen en de structuur van getallen bij strategieën.
Bijvoorbeeld: compenseren, analogie, omvormen, aanvullen, verschil bepalen, verwisselen en de inverse relatie (tussen optellen en aftrekken). Het kind kan uitleggen hoe hij tot een oplossing komt.