Snel
De lijn in de grafiek stijgt of daalt snel. Er verandert iets zomaar ineens of plotseling. Je moet bijvoorbeeld op je fiets stoppen.
Langzaam / geleidelijk
De lijn in de grafiek stijgt of daalt langzaam. Er verandert iets steeds wat meer of minder. Er verandert iets langzamerhand. Het gaat bijvoorbeeld steeds iets harder regenen.
Geen verandering
De lijn in de grafiek blijft gelijk of constant. Hij stijgt of daalt niet. Er verandert niets, het blijft hetzelfde, even veel, even groot, even snel... Je wandelt bijvoorbeeld in hetzelfde tempo.