Een breuk kun je delen door een breuk.
Er zijn meerdere manieren op dit soort sommen op te lossen.
In het stappenplan hieronder kunt je lezen hoe je dit kunt doen.
Daarna volgt een korte uitleg van een versnelde manier.
Maak eerst van de breuken een heel getal.
Met hele getallen kun je gemakkelijker rekenen.
Door beide breuken met 10 te vermenigvuldigen maak je hele getallen.
5⁄5 = 1.
10⁄5 = 2.
Als je de eerste breuk vergroot hebt moet je dit ook met de tweede breuk doen.
Deze moet je met hetzelfde getal vermenigvuldigen.
10⁄10 = 1.
Je hebt van beide breuken nu een heel getal gemaakt.
Je kunt de som nu gemakkelijker uitrekenen.
Voor deelsommen geldt:
Wil je van een deelsom getallen maken waar je handig mee kunt rekenen, dan moet je beide getallen vergroten (x) met hetzelfde getal, of verkleinen (:)door hetzelfde getal.
Deze som kun je ook oplossen door de deelsom te veranderen in een keersom.
Hiervoor moet je de getallen van de tweede breuk omdraaien.
Daarna kun je de keersom uitrekenen door te denken aan de regel: teller x teller, noemer x noemer. Denk aan het vereenvoudigen.
Let op! Houd bij deze manier goed in de gaten welk getal je moet omdraaien.
Delen door een breuk = vermenigvuldigen met het omgekeerde.