Tabellen kom je overal tegen. Bijvoorbeeld in een lesrooster, bij de eindscores van een voetbalwedstrijd, enzovoort. Tabellen worden gebruikt om informatie overzichtelijk en duidelijk te laten zien. Je kunt hier verschillende soorten tabellen voor gebruiken. Om gegevens makkelijk te tellen en te ordenen kun je er voor kiezen om streepjes te zetten. Het zetten van streepjes noemen we turven. De gegevens komen dan in een turftabel te staan.
Voorbeeld
Turftabel van de ijsverkoop.
Hoeveel ijsjes zijn er op zondag verkocht?
Als je grotere hoeveelheden gaat tellen, dan kun je dat doen door streepjes te zetten. Je bent dan aan het turven. Bij het turven zet je na het vierde streepje een schuine streep. Deze schuine streep is altijd het vijfde streepje. Zo'n groepje is dus altijd gelijk aan 5. Op deze manier kun je handig met sprongen van 5 tellen en hoef je niet alles één voor één te tellen.
In het voorbeeld wil je weten hoeveel ijsjes er op zondag zijn verkocht. Je weet nu dat een groepje strepen gelijk is aan 5. Je hoeft nu niet ieder streepje apart te tellen, maar je kunt tellen met sprongen van 5. 'Vijf, tien, vijftien, twintig, vijfentwintig'. Daarachter staan nog twee losse streepjes. 'Zesentwintig, zevenentwintig'. Er zijn op zondag dus 27 ijsjes verkocht.
Je kunt de turftabel ook op een verkorte manier tellen. Je ziet dat er vijf groepjes van 5 streepjes staan en nog 2 losse streepjes. De som die hier bij hoort is: 5 x 5 + 2 = 27.
Turftabel
- Tabellen worden gebruikt om informatie overzichtelijk en duidelijk te laten zien.
- Om gegevens makkelijk te tellen en te ordenen kun je er voor kiezen om streepjes te zetten. Het zetten van streepjes noemen we turven. De gegevens komen dan in een turftabel te staan.
- Je zet eerst vier rechte streepjes, van boven naar beneden. Het vijfde streepje is een schuine streep en gaat door de vier rechte streepjes heen. Zo'n groepje van streepjes is gelijk aan 5.
- Als je gaat tellen hoef je niet ieder streepje apart te tellen, je kunt dan tellen per groepje van vijf.