Kinderen leren om hoeveelheden te benoemen. Ze leren bijvoorbeeld om te bepalen wat het kleinste getal is.
Wat is het kleinste getal?
50.491 - 22.078 - 65.836
Om te bepalen welk getal het kleinst is, moet je weten waar deze getallen in de getallenrij staan. Hoe eerder ze in de rij staan, hoe "kleiner" ze zijn. In de getallenrij tot en met 100.000 zie je dat het tienduizendtal 20.000 eerder in de rij staat, dan de tienduizendtallen 50.000 en 60.000. Het getal 22.078 is dus het kleinste getal.
Je hoeft bij deze getallen in eerste instantie alleen maar te kijken naar de tienduizendtallen. Stel dat meer getallen hetzelfde tienduizendtal hebben, dan kijk je naar de duizendtallen die daarachter staan of de honderdtallen die daar weer achter komen. Bijvoorbeeld bij 22.078 en 23.178. Beide hebben ze hetzelfde tienduizendtal (20.000), maar 2.000 komt eerder in de getallenrij dan 3.000, dus is het getal 22.078 kleiner dan 23.178.