Vermenigvuldigen hoeft niet moeilijk te zijn. Soms kun je ook heel handig rekenen. Kijk maar eens naar onderstaand voorbeeld.
De uitkomst van de eerste som weet je: 10 x 5 = 50. Je moet de uitkomst van de tweede som berekenen: 10 x 30 = ?
Zoek de verhouding tussen beide vermenigvuldigingsgetallen. Die verhouding kun je dan ook gebruiken voor het antwoord.
Als je goed kijkt, zie je dat 30 een vermenigvuldiging is van 5 en 6 (5 x 6 = 30).
Als je 5 vermenigvuldigt met 6, dan is 30 de uitkomst. De verhouding is dus: x 6.
Je weet nu de verhouding tussen de vermenigvuldigingsgetallen.
Deze verhouding kun je nu ook toepassen bij het antwoord.
Het antwoord van de eerste som weet je al. Vermenigvuldig dit antwoord met 6.
De som wordt dan: 50 x 6 = 300.
Er is dus een verband tussen de vermenigvuldiging van de twee vermenigvuldigingsgetallen 5 en 30 en de vermenigvuldiging van de antwoorden van beide sommen. Het antwoord en het vermenigvuldigingsgetal worden beide vermenigvuldigd met het getal 6.