Door middel van bussommen kunnen jonge kinderen op een betekenisvolle manier oefenen met het optellen en aftrekken. In dit artikel staan erbij sommen tot en met 10 centraal.
Er stappen kinderen bij in de bus.
Hoeveel kinderen zitten er nu in de bus?
Tel eerst hoeveel kinderen er staan te wachten bij de bushalte. Er staan 2 kinderen te wachten.
Je kunt de poppetjes ook tellen:
'Eén, twee.'
Er zitten al 2 kinderen in de bus. Je kunt de poppetjes in de bus ook tellen:
'Eén, twee.'
Er gaan 2 kinderen in de bus en er zitten al 2 kinderen in de bus. De som is dus 2 + 2 = 4. Er zitten in totaal 4 kinderen in de bus. Je kunt ook alle poppetjes tellen: 'Eén, twee, drie, vier.'