Het kind kan kritisch denken en redeneren over relaties tussen verhoudingen, breuken, procenten en decimale getallen in probleemsituaties.
Bijvoorbeeld: Naomi maakt 13 doelpunten in 25 handbalwedstrijden. Elsa maakt 11 doelpunten in 20 handbalwedstrijden. Elsa scoort in verhouding vaker dan Naomi. Klopt dat?